Toen ik bijna 15 was werd er een erfelijke rugafwijking vastgesteld en kreeg ik een Milwaukee brace. Een ‘beugel’ die de wervels recht moest trekken en bestond uit veel leer en metaal. Dat klinkt kinky maar was het niet. Het werd op maat gemaakt en vanaf dat moment kon ik niet meer in de breedte groeien, het leer was onbuigzaam dus als ik veel at was er geen plek voor een volle maag. Ook was er geen plaats voor het krijgen van vrouwelijke vormen als heupen en borsten. Als ik buiten was voelde ik mij een kermisattractie, mensen keken en wildvreemden vroegen wat er met mij aan de hand was.
Maar een belangrijk gevolg van de brace was dat ik mijn hoofd niet naar beneden kon buigen. Dat maakte koken, naaien, strijken en een baby verschonen wel lastig. En wat doe je op een huishoudschool als die vakken wegvallen? De directeur stelde voor dat ik de kappersschool zou doen want dat vindt elk meisje tenslotte leuk. Goddank waren mijn ouders het daar niet mee eens en werd besloten dat ik naar de MAVO zou gaan. Zonder Duits, Frans, natuurkunde, scheikunde en wiskunde was een overstap naar het derde jaar uitgesloten en dus begon ik een maand voor mijn 15de verjaardag in de brugklas. Mijn vriendinnen hadden het ernstig met mij te doen maar ik heb god op de blote knieën gedankt en gehuild van geluk. Opeens werd het HBO (en daarmee mijn droom om les te geven) weer bereikbaar. En nog een voordeel, ik kon niet meedoen met gym. Gym en ik hebben nooit geklikt want a. motorisch onhandig en b. grenzeloos lui. Het ongemak en de pijn van de brace werden zo ruim gecompenseerd.
Mijn geluk was compleet toen bleek dat ik een docent Nederlands kreeg die graag over boeken praatte. Het eerste boek dat hij besprak was Eline Vere van Louis Couperus; je moet maar durven voor een groep brugklassers. Terwijl zo’n beetje de hele klas in slaap viel zat ik te kwijlen. Wat een drama en wat een triestheid. Door de opera’s waar mijn ouders naar luisterden wist ik al dat ik een voorkeur had voor melancholie en drama; ik koesterde het trieste gevoel na afloop van Romeo en Julia en La Traviata, de dood als hoogtepunt van het verhaal. Ik leende Eline Vere van de bibliotheek (op de kaart van mijn vader want ik was nog geen 16), las het in recordtempo uit en voelde me triest tot op het bot. Mijn leraar Nederlands adviseerde vervolgens Sylvia Plath, Tolstojs Anna Karenina en Flauberts Madame Bovary. En wauw, wat een prachtige boeken! Vergeten waren de Bouquetreeksboekjes en de gedateerde maar toch wel grappige Cissy van Marxveldts. Er gingen werelden voor mij open. Ik verslond de boeken van Couperus en wentelde mij in de melancholie. Ik voelde wat de hoofdpersonen voelden, hun ongelukkigheid, hun existentiële eenzaamheid en hun doodsverlangen. Ik luisterde naar de meest trieste muziek van David Bowie en Pink Floyd en het voelde als thuiskomen. Voor het eerst in mijn leven voelde ik mij begrepen, bleek ik niet de enige ter wereld te zijn met dat gevoel van leegte en triestheid. Het lezen van en luisteren naar andermans ellende werkte louterend; de term catharsis was me nog niet bekend maar oh, wat was dit hier een voorbeeld van. Het leven werd in ieder geval een stuk draaglijker en tot op de dag van vandaag ben ik blij met Sylvia Plath. Met antidepressiva trouwens ook wel.
Leave a Reply